Spioneren is zo oud als de weg naar Rome, schrijft de AIVD zelf in zijn jaarverslag. Maar steeds vaker zijn die spionnen hackers, blijkt ook uit de poging van de Russische inlichtingendienst GROe om in te breken bij de OPCW, een organisatie die strijdt voor een verbod op chemische wapens.

Rusland staat met hackende spionnen niet alleen: de Verenigde Staten, China, Iran, Israël en ook Nederland zelf zijn de afgelopen jaren eveneens betrapt op digitale spionage-operaties.

Nucleaire installaties

Een van de meest geruchtmakende hack-aanvallen is niet afkomstig uit Rusland, maar wordt toegeschreven aan Israël en de Verenigde Staten. In 2010 ontdekten computerbeveiligers een nieuw virus, dat zichzelf voordeed als legitieme software. Het virus werd voor het eerst aangetroffen door een Wit-Russisch antivirusbedrijf, maar bleek uiteindelijk te zijn gericht tegen een Iraanse nucleaire installatie. In die installatie, in Natanz, ontstond fysieke schade aan centrifuges nadat het Amerikaans-Israëlische virus de snelheid opvoerde. Daardoor liep het Iraanse nucleaire programma vertraging op.

De Israëlische en Verenigde overheden hebben altijd ontkend achter de aanval te zitten, maar onder meer The New York Times zegt bewijs te hebben dat die hack wel degelijk door die landen is uitgevoerd.

Die aanval, die inmiddels bekendstaat als Stuxnet, was een van de eerste grote digitale aanvallen van een land tegen een ander land – maar zeker niet de laatste.

Landen

Westerse overheden beschuldigen vooral Rusland en China van het uitvoeren van hackaanvallen. Die laatste zou ook aan economische spionage doen; zo zou China ook bij de Nederlandse chipmachinefabrikant ASML hebben ingebroken.

Rusland wordt onder meer beschuldigd van het willen verstoren van de Amerikaanse presidentsverkiezingen in 2016 en het brexit-referendum eerder dat jaar. De werkwijze van de Russen, volgens westerse regeringen: informatie buitmaken met hacks en die vervolgens gebruiken om de publieke opinie een bepaalde kant op te sturen.

https://nos.nl/l/2253568