Chipmaker Intel is in een rechtszaak in Texas veroordeeld tot het betalen van 2,2 miljard dollar (1,82 miljard euro) aan schadevergoedingen wegens het schenden van patenten, bepaalde een jury dinsdag. Het gaat om één van de grootste schadevergoedingen ooit die in de VS zijn toegewezen in geschillen rond octrooien.
Het geld gaat naar het relatief onbekende bedrijf VLSI, dat de patenten eerder kocht van de Nederlandse maker NXP en Intel aanklaagde. Een advocaat van Intel beargumenteerde tijdens de rechtszaak dan ook dat een groot deel van de schadevergoeding naar NXP gaat.
De zaak draaide om patenten op chiptechnologie voor tijdelijke opslag van gegevens, bekend als cache, en de regulering van spanning. VLSI beschuldigde Intel ervan “opzettelijk blind” te zijn geweest voor het bestaan van patenten op technologie die het concern toepast.
Intel gaat in beroep tegen de uitspraak. Een advocaat van het chipconcern vindt de eis buitenproportioneel en beschuldigt VLSI ervan alleen te zijn opgericht om via deze patentzaak geld te innen.
NXP kreeg de patenten aanvankelijk ook door overnames in handen. De patenten werden in 2010 en 2012 toegekend aan respectievelijk SigmaTel en Freescale Semiconductor, die vervolgens samengingen en in 2015 werden opgekocht door NXP.