Dat kwalijke uitlatingen via WhatsApp tot ontbinding op grond van verwijtbaar handelen kunnen leiden, volgt uit het onderhavige arrest. Daarbij acht het hof van belang dat de werknemer in kwestie een leidinggevende functie had, en zij haar gedrag heeft gemanifesteerd richting ondergeschikten en in de WhatsApp-groep richting de raad van toezicht. Daarmee heeft zij de fatsoensnormen overtreden en zich ‘ver buiten de grenzen van het toelaatbare begeven’. In deze bijdrage worden tevens vier andere “WhatsApp-zaken” besproken.

Source