De tien minuten die een callcentermedewerker voor zijn werktijd aanwezig moest zijn, moet worden gezien als betaalde werktijd. Dat meldde BNR onlangs. De Hoge Raad bevestigde namelijk een arrest van het gerechtshof Den Haag met die strekking. Heel verrassend is het niet, maar het was toch een aardschok voor sommige werkgevers.

De zaak begon in 2022 met een rechtszaak van een werknemer tegen het callcenterbedrijf Teleperformance. Ik blogde toen:

Het bedrijf Teleperformance eist [dat werknemers tien minuten voor het begin van hun werktijd aanwezig zijn om in te loggen] zodat mensen stipt om 9 uur kunnen beginnen met de verwerking van telefoontjes, dit vanwege de SLA met hun klanten. Dat is geen werk, aldus het bedrijf: “[Het gaat erom dat mensen] dermate op tijd inloggen dat zij voorafgaand aan de aanvang van hun dienst desgewenst nog even rustig wat te drinken kunnen pakken en gebruik kunnen maken van het toilet.”

Het raakt aan een al langer spelend probleem van werknemers die vanaf (of tot) zekere tijd aanwezig moeten zijn maar niet perse dan werken, en daaarvoor niet betaald krijgen. Denk aan supermarktpersoneel dat moet wachten tot de manager heeft afgesloten (“vanwege veiligheid gaan we samen naar buiten”), maar ook aan situaties dat je stipt om 9uur in bedrijfskleding op de vloer staat of dat je een portofoon en sleutels moet ophalen en je inschrijven op de dienstlijst (voorbeelden uit conclusie p-g).

Het Gerechtshof oordeelde vorig jaar dat hier wel degelijk sprake is van ‘arbeid’, die dus gewoon betaald moet worden:

In de tien minuten voor aanvang van de dienst wordt de Agent immers geacht aanwezig te zijn op de werkplek en zich gereed te maken voor zijn dienst. De Agent is met andere woorden beperkt in zijn mogelijkheden zijn tijd aan eigen zaken te besteden. Dat hij in die tijd nog niet productief is voor Teleperformance, omdat dat Teleperformance pas door haar klant betaald wordt vanaf het moment dat de Agent in de lijn zit, doet daaraan niet af.

De Hoge Raad bevestigt dit oordeel zonder nadere motivatie. De kern is dus: als je er móet zijn voor je werkgever, ongeacht of je daadwerkelijk iets dóet, dan ben je aan het werk. Dus ook als je staat te wachten om naar buiten te mogen, of als je je aan het omkleden bent in de voorgeschreven veiligheidskleding.

Ik toonde hierboven een plaatje van een koffiezetter, want zo begint mijn dag: ik kom binnen, hang m’n jas op en neem een kop koffie. Ondertussen sluit ik de laptop aan, ik praat bij met collega’s et cetera. Hoe is dat wezenlijk anders? De kern is dat moeten, en ik zie dat verbonden met het stipt om 9 uur voor de klant beschikbaar zijn.

Maar ook het niet-triviale karakter van het voorbereidend werk weegt mee. Als ik om 9 uur stipt een klantgesprek moet voeren, dan moet ik dus om 5 voor 9 mijn jas ophangen, mijn haar fatsoeneren én die kop koffie op hebben (ja, dat moet). Alleen vind ik dat van een andere orde dan tien minuten lang overal inloggen, scripts opstarten en je telefonisch aanmelden, of je operatiekleding aandoen en inscrubben.

Arnoud