Het opleggen van een inbreukverbod vormt de kern van het octrooirecht. Maar er
kunnen omstandigheden zijn waarin dat tot een onredelijke uitkomst leidt. Een
verbod kan immers verstrekkende gevolgen hebben voor de inbreukmaker,
waaronder het stilleggen van productie en het uit de handel nemen van producten.
Een dergelijk verbod staat wellicht niet altijd in verhouding tot de inbreuk. In deze notitie wordt de vraag of het wenselijk is om in de
Rijksoctrooiwet 1995 een zogeheten proportionaliteitstoets op te nemen, negatief beantwoord. Belangrijkste reden is dat rechters
nu al een afweging kunnen maken of een inbreukverbod proportioneel is – en dat in
de praktijk ook doen.

Source