door: Quita Hendrison
“Als het makkelijk was, hadden we het al gedaan.” Het is de nuchtere analyse van Emine Özyenici, CIO van de SVB, van de stand van de digitale overheid. “De klassieke manier van ontwikkelen, door eerst het grote geheel uit te tekenen, werkt niet. We moeten gewoon beginnen. Experimenteren, leren en met elkaar de antwoorden vinden. Vanuit de casuïstiek en met commitment van het bestuur.”
Niet verrassend dat Özyenici warm voorstander is van fieldlabs. De eerste dag van het Fieldlab Digitale Overheid in Transitie (3 februari) vindtplaats onder haar dagvoorzitterschap en ze leidt het openingsdebat. “Ideeën bedenken, innoveren, opschalen en gewoon doorgaan. Dat is de enige manier om de digitale transformatie van de dienstverlening van de overheid vorm te geven.” Dat het niet makkelijk is realiseert ze zich uiteraard meer dan goed. “Het begint bij de wetgever; door de toeslagenaffaire is duidelijk geworden dat wet- en regelgeving vereenvoudigd moet worden. Op een manier waarbij de noden en vragen van burgers en bedrijven centraal staan. Al die gestapelde regelingen maken het te complex. Voor de burger bijvoorbeeld die steeds weer dezelfde gegevens moet aanleveren. Overheidsorganisaties die al die gegevens weer doorsturen. Een overheid die niet als één overheid werkt. Vereenvoudiging van wetgeving helpt de ketenpartijen om veel beter samen te werken; het idee van de one stop shop.”
Özyenici ziet de noodzaak tot vernieuwde regelgeving ook binnen haar eigen SVB: “Wij keren als uitvoeringsorganisatie verschillende regelingen uit. Die zijn veelal gestandaardiseerd en dat zorgt voor effectiviteit. Maar de samenleving verandert, samenlevingsvormen veranderen, en daar is wetgeving nog niet in meegegaan. Ik pleit ervoor dat we bij de uitvoering ons oog houden op bedoeling van de wet, waarbij de burger het voordeel van de twijfel kan krijgen. En nee, daarmee gooien we standaardisatie niet overboord; die is juist nodig om ruimte te maken voor meer maatwerkoplossingen voor onze klanten.”
Bestuurlijke agenda
Gevraagd naar een rapportcijfer voor de staat van de digitale overheid geeft ze – enigszins verrassend – een 7. “Ik ben een optimistisch mens. Nederland staat er goed voor in zaken als het internetgebruik. En de digitale overheid heeft een flinke inhaalslag gemaakt; als ik alleen al binnen de SVB kijk is er de laatste jaren zoveel geautomatiseerd. Maar vooral: digitalisering staat op de bestuurlijke agenda. Toen ik in 2014 bij Justitie en Veiligheid begon was het een hele struggle om informatievoorziening überhaupt onder de bestuurlijke aandacht te brengen. Nu is de rol van CIO heel gewoon in overheidsorganisaties. Maar voor echte groei hebben we nog een hoop te doen als het gaat om de informatiehuishouding, transparantie en cyberweerbaarheid om maar eens wat te noemen. En nogmaals, die regelgeving moet anders. De AVG bijvoorbeeld, privacywetgeving die burgers moet beschermen, maakt het ook soms onmogelijk om specifieke klantgroepen te identificeren die wellicht – zonder het te weten – recht hebben op bepaalde regelingen. Daar moeten we onder andere oplossingen voor bedenken.”
Ramen open
Optimisme en een positieve insteek maken Özyenici niet blind voor de forse uitdagingen van de digitale transformatie. “We kijken binnen de overheid nog te weinig welke opgaven we daadwerkelijk moeten oplossen. We zeggen dat we opgavegericht werken, maar komen direct in een woud terecht van governance en finance en van politiek-bestuurlijke en organisatorische belangen. Het zou mooi zijn als we onze blik daar overheen kunnen richten en die vragen van burgers en bedrijven als vertrekpunt nemen. We zien deze dagen wat een gevolgen het heeft als we geen transparantie, geen inzicht in doorlooptijden en dergelijke bieden. Samen werken we aan vertrouwen in de overheid. Als ik het weer naar de SVB trek: wij voeren geen regelingen uit, maar wij leveren een bijdrage aan de bestaanszekerheid van burgers. Dat is ons recht van bestaan. Zorgen dat mensen krijgen waar ze recht op hebben zodat ze eigen regie kunnen voeren over hun leven. Als je je missie zo definieert en vanuit die grondhouding werkt, stel je je open voor verandering. Natuurlijk onderschat ik niet hoe complex het is, maar soms moet je een systeembreuk forceren. En de ramen openzetten. SZW meldt twee keer per jaar de stand van zaken van de uitvoering, inclusief de aandachtspunten van de uitvoering, in een brief aan het parlement. Ook om in die driehoek politiek-bestuur, parlement en uitvoering het gesprek te voeren. Ik denk dat een actieve houding uiteindelijk loont; zelf die stap naar voren zetten. Niet roekeloos, want je weegt ook, naast het perspectief van de burger, de eventuele politieke gevolgen mee. Maar altijd transparant en met het eerlijke verhaal; dat is ook belangrijk als tegenwicht voor de one liners in het publieke debat.”
Ander leiderschap
Dat vraagt nogal wat van bestuurders. “Uitvoeren conform de bedoeling, zoals ik eerder benoemde, dat betekent per definitie ruimte nemen die mogelijk is,” verklaart Özyenici, “en langs de lijnen van vraagstukken redeneren in plaats van op basis van governance en finance. Hoe geeft je daar leiding aan? Tegenspraak organiseren, verhoudingen herzien, verschillende perspectieven wegen. Dat kan alleen als je inclusiever wordt in je organisatie en in je leiderschap. Overigens pleit ik er niet voor om het ‘oude’ leiderschap aan de kant de schuiven, het gaat om een ander type leiderschap daarnáást. En we hebben moed nodig, moed om te prioriteren: wat gaan we doen en waar laat je het lopen? Ook dat laatste moet, want als we alles maar blijven belopen gebeurt er per saldo niks. Kijk eerst wat kan. Je kunt er nog zoveel miljoen voor IT bijkrijgen, als de mensen er niet zijn voor de uitvoering…” Maar zoals ze zelf al zei, Emine Özyenici is een optimist. Dus gaat ze er vanuit dat over vijf jaar de digitale overheid er een is waarin één-overheidsdenken verder is gebracht, en we werken vanuit transparantie en uitvoering waarin burgers centraal staan. “Dat is een proces, het heeft tijd nodig. En we maken daar fouten in. Maar er is ook waardering voor de dingen die goed gaan, dat merk ik overal tijdens mijn werkbezoeken. En daar kunnen we trots op zijn.”