Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat de vordering tot betaling van de tegenwaarde in Euro niet toewijsbaar is. Aldus het Hof Den Haag, ietwat droge bewoordingen voor “krijgt de eiser een paar duizend euro of bijna anderhalve ton”.
Het achterliggende geschil is wat rommelig omschreven, er komt ineens een mining park om de hoek kijken bijvoorbeeld. Maar de kern is dat er ergens in 2018/begin 2019 twee bitcoins (naast €2500 aan geld) zijn uitgeleend, en die wilde de uitlenende partij terug. Dat is een paar duizend tegen de toenmalige koers – maar rond de €140 duizend euro vandaag de dag, als ik het goed reken.
De rechter kende de eis tot terugbetaling toe, en rekende daarbij met de geldswaarde van de bitcoins op de datum van vonnis, wat toen € 38.889 betrof. In hoger beroep keurt het Hof dat af:
De primaire vordering tot betaling van de tegenwaarde (tegen de koers van 20 april 2022) in Euro van twee bitcoins, is niet toewijsbaar. Bitcoin kwalificeert niet als geld in de zin van Afdeling 11 van Titel 1 van Boek 6 BW, zodat artikel 6:123 lid 1 BW toepassing mist. [verweerder] heeft geen (andere) grondslag aangevoerd voor zijn hier bedoelde primaire vordering. Het hof zal daarom het bestreden vonnis vernietigen voor zover [appellant] is veroordeeld tot betaling van die tegenwaarde van twee bitcoins tegen de koers van 20 april 2022, en de vordering in zoverre afwijzen.]
De rechter mag alleen vonnissen dat je de dagwaarde betaalt van iets dat geld is. Bitcoin is geen geld, iets dat we al vaker langs hebben zien komen. En dan moet het ding zelf, dus de bitcoin teruggegeven worden.
De exacte uitgeleende bitcoins zijn niet meer te achterhalen, dus dan mogen het twee andere zijn, zolang het er maar precies twee zijn. En ja, dat kan dus betekenen dat je er nu twee moet gaan kopen op de vrije markt en die twee moet geven aan je uitleenovereenkomstwederpartij.
Dus voor wie pakt dit gunstig uit? Op het eerste gezicht voor de uitlener – die krijgt immers twee bitcoins ter waarde van €140.000 terug voor een lening die oorspronkelijk ‘slechts’ enkele duizenden euro’s waard was. Maar is dat wel eerlijk? En belangrijker: is dat wel wat we willen in een volwassen cryptomarkt?
Of moeten we juist blij zijn met deze uitspraak omdat die dwingt tot betere contracten en risico-inschatting? Want laten we eerlijk zijn: wie in 2019 bitcoins uitleende zonder duidelijke afspraken over terugbetaling, speculeerde bewust of onbewust op waardestijging.
Arnoud