“Sorry dat mijn werk mensen heeft verdeeld.” Dit schrijft Mark Zuckerberg ter gelegenheid van het joodse feest Jom Kipoer waarbij vergeving wordt gevraagd voor wat je verkeerd hebt gedaan. Bij het lezen van zijn excuus is de link naar Facebooks rol bij de Amerikaanse presidentsverkiezingen snel gelegd. En zo’n openbare sorry, dat doet de topman niet heel vaak.

Komende woensdag moet Facebook, samen met Google en Twitter, tegenover het Amerikaanse Congres verantwoording afleggen over hoe het kan dat Rusland via advertenties mogelijk kiezers heeft beïnvloed. Het Congres doet daar onderzoek naar. Het is dan bijna een jaar na de verkiezing van Donald Trump als president. Tijd voor een terugblik over de rol van sociale media bij verkiezingen in de VS en andere landen.

Twee zaken

Het afgelopen jaar speelden de techbedrijven op twee manieren een rol in de verkiezingen. Het begon met nepnieuws, de bedrijven worden ervan beschuldigd te hebben bijgedragen aan de verspreiding hiervan. Daar kwam dit najaar Russische advertenties bij. Achtereenvolgens Facebook, Twitter en Google ontdekten dat er vanuit Rusland politiek gevoelige advertenties zijn gekocht.

Het begint met nepnieuws. Gestimuleerd door het bizarre verloop van de Amerikaanse presidentsverkiezingen waarbij het debat steeds scherper en harder werd gevoerd, krijgen onjuiste berichten steeds meer aandacht. Bekende voorbeelden zijn verhalen dat de paus Donald Trump zou steunen of dat Hillary Clinton een kinderseksnetwerk runt vanuit een pizzeria in Washington D.C., een bericht dat bovendien leidt tot een schietpartij ín die pizzeria.

Een geschift idee

Maar pas na de verkiezingen wordt de impact echt duidelijk. BuzzFeed News ontdekt al vrij snel dat nepnieuws in de drie maanden voorafgaand aan 8 november het op Facebook in de VS meer wordt gelezen (door 8,7 miljoen gebruikers) dan berichten van bijvoorbeeld The New York Times of CNN (door 7,3 miljoen gebruikers).

Kort na de verkiezingen noemt Zuckerberg de suggestie dat zijn platform misleidende berichten heeft verspreid “een geschift idee”. “Kiezers nemen een besluit op basis van wat zij in hun leven meemaken”, zegt hij op een conferentie. Hij vindt het van weinig inlevingsvermogen getuigen dat mensen op Trump hebben gestemd na het zien van nepnieuws.

Desondanks verandert er wel wat. Facebook en Google besluiten de geldkraan dicht te draaien. Er wordt namelijk goed geld verdiend met deze nepnieuwsberichten. Zo ontdekt BuzzFeed News dat tieners in Macedonië er duizenden euro’s mee verdienen. En een auteur in de VS geeft toe 10.000 dollar per maand te hebben verdiend met het schrijven van de teksten en heeft daar inmiddels spijt van.

De sites die nepnieuws verspreiden verdienen geld door advertenties, die door Facebook en Google worden geleverd, op hun site te plaatsen. De twee bedrijven besluiten daarop hiermee te stoppen zodra duidelijk is dat de site nepnieuws verspreidt. En in diezelfde periode erkent de topman van Google, Sundar Pichai dat nepnieuws invloed kan hebben gehad op de verkiezingen. Kortom: de techbedrijven worden langzaam wakker.

Nepnieuwslabel

De geldkraan dichtdraaien is een eerste stap, maar daar los je het probleem niet mee op. Want niet alleen geld is een reden om de berichten te schrijven. Er lijkt ook sprake te zijn van een desinformatiecampagne die deels wordt aangestuurd vanuit Rusland. Iets wat inlichtingenbaas James Clapper begin januari bevestigt.

Eind november overweegt Facebook voor het eerst hardop of het kan gaan waarschuwen voor nepnieuws, met het oog op verkiezingen in Europa. In december is het een feit: er komt in een label onder berichten te staan die door mainstreammedia onwaar zijn bevonden. Dit wordt achtereenvolgens uitgerold in de VS, Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In april begint Google met een gelijksoortig experiment in zijn zoekmachine.

Vervolgens wordt het wat stiller: hoeveel nepnieuws is er eigenlijk te vinden? In Nederland in ieder geval weinig, pas op 8 juni wordt het eerste officiële nepnieuws gevonden en gecheckt. Het betreft een bericht over een baby die 20 kilo zou wegen.

Inmiddels is er, geholpen door de nepnieuws-affaire, wel een andere discussie op gang gekomen die al langer sluimert. Is de macht van de grote techbedrijven niet te groot geworden en hebben ze zichzelf nog wel in de hand? Ook is er debat over wat ze precies moeten doen. Verwachten we dat Facebook, Google en Twitter politie-agent gaan spelen op hun eigen netwerk? Hoe zit het dan met de vrijheid van meningsuiting? Vragen waar niet direct een antwoord op is.

Een trollfarm

Nepnieuws leidt tot veel kritiek op de bedrijven, maar de crisis wordt nog groter: in september komt hun verdienmodel onder een politiek vergrootglas te liggen. Op 6 september maakt Facebook bekend dat het 470 Russische nep-accounts heeft gevonden die voorafgaand en na de presidentsverkiezingen 3000 politiek getinte advertenties hebben verspreid in de VS. Als bron wordt het Internet Research Agency aangewezen. Een mysterieus bedrijf dat werkt vanuit het Russische St. Petersburg en waarvan de eigenaar warme banden met het Kremlin heeft.

Dit ‘agentschap’ is een trollfarm, waar werknemers via duizenden socialemedia-accounts onrust proberen te zaaien. The New York Times schreef in 2015 een groot profiel over dit bedrijf.

Via Facebook blijken deze Russische accounts zo’n 10 miljoen mensen te hebben bereikt. Het platform wil nog altijd niks zeggen over de inhoud van deze advertenties. Die informatie is inmiddels onderdeel van onderzoeken en overgedragen aan speciaal aanklager Robbert Mueller en het Congres. Zij doen allemaal onderzoek naar de Russische inmenging in de verkiezingen en de vraag of de Trump-campagne met het land samenwerkte. Er zijn sterke aanwijzingen dat Poetin Trump in het zadel wilde helpen.

Niet alleen Facebook is door deze Russische trollfarm gebruikt om advertenties te verspreiden. Het bewijs stapelt zich inmiddels op. Twitter heeft 200 accounts verwijderd, waarvan een deel overlap vertoonde met Facebook. En ook Google, Instagram, Tumblr en Pinterest hebben dergelijke advertenties op hun platform gehad.

En nu?

Er leven nog heel veel vragen. Bijvoorbeeld wat voor advertenties deze trollen hebben verspreid? Via bronnen van onder meer The New York Times is er wel iets duidelijk geworden: de doelgroepen waren divers, van Black Lives Matter-activisten tot mensen die voor wapenbezit zijn.

CNN sprak eind 2016 met een vrouw die zegt voor de trollfarm te hebben gewerkt

Daarbij lijken de trollen zich specifiek te hebben gericht op stedelijke gebieden, waar de kans op ‘succes’ (beïnvloeding) het grootst is. Het meest pikante is misschien nog wel dat volgens informatie van CNN de advertenties ook te zien waren in twee swingstates, waar Trump slechts met zo’n 10.000 stemmen verschil won.

Maar, dat zegt nog niks over de impact. En het is zelfs de vraag of we ooit kunnen concluderen of nepnieuws dan wel deze advertenties doorslaggevend waren bij de verkiezingsuitslag. Maar het zorgt in ieder geval in Amerika voor een onbehaaglijk gevoel.

Facebook en Twitter hebben in ieder geval al een voorschot genomen op de hoorzitting van woensdag. Ze hebben de afgelopen tijd maatregelen aangekondigd omtrent hun advertentiebeleid. Dit moet zorgen voor meer transparantie. Maar het lijkt vooralsnog niet genoeg te zijn voor politici. Aanstaande woensdag zullen zij de drie techbedrijven het vuur na aan de schenen leggen.

 

Bron: Hoe sociale media verstrikt raakten in verkiezingen | NOS