Een Nederlandse rechtbank mag een zaak behandelen die twee Nederlandse stichtingen hebben aangespannen tegen Apple. Dat las ik bij Nu.nl. De basis is uitspraak C-34/24 van het Hof van Justitie, waarmee Apple’s verweer dat

De zaak gaat weinig verbazingwekkend over de 30 procent commissie die Apple eist van iedere app-aanbieder:

Het techbedrijf vraagt volgens hen een “buitensporige” commissie van appontwikkelaars. Apple ontvangt 30 procent van aankopen binnen apps in de App Store. Hierdoor lijden appgebruikers volgens de stichtingen schade.

Apple verzet zich met huid en haar tegen alle claims op dit gebied, en een verweer dat de rechtbank onbevoegd is, past daar natuurlijk prima bij. De redenering is kortweg: de heffing wordt niet in Amsterdam opgelegd maar in Cupertino, Californië, dus mag de Amsterdamse rechter daar niets van vinden.

Het Hof van Justitie is daar vrij snel klaar mee:

[W]anneer de markt die wordt beïnvloed door de betrokken mededingingsverstorende gedragingen zich bevindt in de lidstaat op het grondgebied waarvan die schade zich heeft voorgedaan, de plaats waar die schade is ingetreden moet worden geacht in die lidstaat te zijn gelegen.

Als je in Nederland een aankoop doet in de Apple App Store, is die duurder dan zou hoeven (omdat de commissie dus 30% is en niet bijvoorbeeld 5). Het prijsverschil is je schade als consument. Die schade leed jij in Nederland.

Alleen: waar dan precies? Want de rechtbank Amsterdam (die de zaak voorlegde aan het Hof) kan natuurlijk niet oordelen over claims van consumenten in zeg Enschede of Maastricht. En bij een massaclaim is het juist de bedoeling dat je al die claims wél kunt samenvoegen.

Voor het Hof is de oplossing simpel. Bij een massaclaim als deze weet je niet (en hoef je niet te weten) waar iedere individuele betrokkene woonachtig is. De doelgroep is duidelijk genoeg omschreven, en daar gaat het om bij bepalen of de claimorganisatie mag optreden tegen het gedrag van Apple. Bijgevolg is alleen nog relevant of onder welke rechtbank de claimstichting zelf valt, en dat is de rechtbank Amsterdam want beide stichtingen zijn daar statutair gevestigd.

Het is het zoveelste aspect van internationale bevoegdheid. Het blijft gedoe met elke keer allerlei factoren afwegen, maar ik blijf het superieur vinden ten opzichte van enkelvoudige criteria zoals “wij zitten in Cupertino dus je mag altijd daarheen”. Dat is in een internationale wereld gewoon oneerlijk.

Arnoud