Het
zijn spannende tijden voor platforms van user-generated content. Zo stemde
Europa deze week voor een herziene Auteursrichtlijn met het veelbesproken
artikel 13. Deze bepaling stelt platforms verantwoordelijk en aansprakelijk
voor de content die gebruikers uploaden. Gevolg is dat platforms naar alle
waarschijnlijk, een uploadfilter zullen gaan gebruiken; een maatregel waarop
platforms, en overigens ook veel andere belanghebbenden, niet zitten te
wachten. De herziene Auteursrichtlijn is momenteel echter nog ver weg dus rijst
de vraag hoe het nu zit met de aansprakelijkheid van platforms?
Vooralsnog
lijken platforms, als Youtube en Google, gevrijwaard van aansprakelijkheid
indien zij gebruik maken van een ‘notice and takedown’-procedure: zodra een
persoon een (gegronde) klacht indient, wordt de inbreukmakende of onrechtmatige
content door een platform verwijderd. In Duitsland doet zich nu echter een
langslepende procedure voor waarin Youtube geen gehoor had gegeven aan een
verzoek tot verwijdering van de onrechtmatige content. De content, bestaande
uit clips van een Duitse zangeres, bleef online beschikbaar waarop de producer
een rechtszaak startte tegen het platform, met als eis schadevergoeding.
Inmiddels
heeft het hoogste Duitse Gerechtshof zich gebogen over deze zaak en besloten
prejudiciële vragen te stellen aan het Europese Hof. Vrij vertaald (uit het
Duits) komen die vragen op het volgende neer:
1. Begaat
de exploitant van een online videoplatform, waarop gebruikers zonder
toestemming van de juiste eigenaren auteursrechtelijk beschermde inhoud
plaatsen, een ‘mededeling aan het publiek’ in de zin van art. 3 van de
InfoSoc-richtlijn wanneer:
· het platform inkomsten haalt uit advertenties,
de uploads een geautomatiseerd proces zijn, zonder enige controle of controles
door het platform voordat de inhoud online gaat;
· het platform (volgens de servicevoorwaarden)
een wereldwijde, niet-exclusieve en gratis licentie voor de geüploade video’s
ontvangt zolang de video online staat;
· het platform gebruikers eraan herinnert dat het
uploaden van inhoud welke inbreuk maakt op de auteursrechten van derden verboden
is;
· het platform de eigenaars van rechten tools
biedt om inbreukmakende inhoud te verwijderen;
· het platform video’s sorteert in categorieën en
op rangorde, en verdere video’s suggereert aan geregistreerde gebruikers
volgens eerder bekeken video’s;
· op voorwaarde dat het platform geen
daadwerkelijke kennis heeft van illegale activiteiten of informatie of bij het
verkrijgen van dergelijke kennis of bewustzijn, snel handelt om de toegang tot
de informatie te verwijderen of de toegang tot de informatie onmogelijk te
maken.
2. Beschikt
het platform over ‘kennis van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige
karakter van de activiteiten of informatie duidelijk blijkt’ , als in
artikel 14 lid 1 sub a Rel, en ziet deze zinsnede op concrete inbreuken (in
casu de specifieke inbreukmakende URL)?
3. Is het
conform artikel 8 lid 3 InfoSoc-richtlijn wanneer een houder van rechten alleen
een verbod kan vorderen bij een tussenpersoon wanneer een tweede inbreuk heeft
plaatsgevonden, nadat de tussenpersoon al op de hoogte was gebracht (en
gereageerd heeft op) een eerste overtreding?
4. En,
als op deze vragen ontkennend wordt geantwoord, of de exploitant van het
platform aansprakelijk is voor de schade als ‘inbreukmaker’ als in
artikel 11 en 13 van de Handhavingsrichtlijn?
De bal
ligt dus nu bij het Europese Hof. Voornamelijk interessant is of het Hof zal
anticiperen op de komende herziene Auteursrichtlijn en of er mogelijk een
nieuwe uitbreiding komt van het begrip ‘mededeling aan het publiek’.
Wordt vervolgd….